De adder komt voor op de hoge zandgronden van Nederland met uitzondering van de duinen. Er zijn momenteel nog twee grote min of meer aaneengesloten leefgebieden van de adder, gelegen in Friesland en Drenthe en op de Veluwe. Daarnaast is de soort nog aanwezig in Overijssel en Limburg (Meinweg). In maar liefst vier provincies (Noord-Brabant, Utrecht, Noord-Holland en Groningen) is de adder uitgestorven..
schrik niet en blijf een beetje op afstand
Op het menu staan vooral gewervelde dieren, zoals amfibieën, muizen, spitsmuizen, jonge konijnen, kleine vogels en vogeleieren. De adder spoort al tongelend holen met jongen op. Ook gebruiken de slangen een zit-en-wachtstrategie, waarbij ze wachten tot een prooi passeert. Adders slikken kleine prooien in één keer door. Grote prooien bijten ze eerst, zodat het gif de prooi verlamt. De adder volgt het geurspoor van de prooi, werkt de verlamde prooi geheel naar binnen en kan dan enkele maanden zonder voedsel. Adders die veel eten, groeien goed en vervellen. Tijdens het vervellen trekken de slangen zich terug en zijn ze niet in voedsel geïnteresseerd.
In de zomermaanden zijn adders erg actief en maar kort op hun favoriete zonplekjes te vinden. Een addervrouw die niet aan de voortplanting deelneemt, jaagt veel en verschalkt zo’n zes tot tien prooidieren per jaar. Een adderman gaat na het paarseizoen ook op jacht om weer reserves op te bouwen.
In het jaar dat een vrouwtje jongen krijgt, eet ze niet of nauwelijks. Ze stelt het jagen uit tot het volgende jaar, waarin ze zich niet voortplant.
